Blog 7: Veertig kleine kleutertjes die zaten op het zand

20 juli 2017 - Door: Anne-Wil Nieuwenhuize en Aline Cornelisse

We zijn op de buitenpost van Stéphanos in het wat zuidelijker gelegen Thyolo. De zon staat fel aan de hemel. Het kwik loopt op tot een graad of 27. In het zonnetje zitten meer dan 40 kleutertjes op het warme zand.

 

Stuk voor stuk zijn deze kinderen opgenomen in het sponsorproject van Stéphanos, omdat de thuissituatie zorgelijk is. Ook in Malawi zijn veel éénoudergezinnen of door overlijden of omdat vader met de noorderzon vertrokken is. Het is aandoenlijk om zoveel kinderen bij elkaar te zien, met in je achterhoofd te hebben dat ze het allemaal moeilijk hebben. Het is te zien aan hun gescheurde kleertjes. Vodden soms. Het is te zien aan de kleur van hun kroeshaar. De rode gloed verraadt een tekort aan voedingsstoffen. De hongerbuikjes spreken duidelijke taal. Veel kinderen zijn zichtbaar verkouden en zakdoeken zijn er niet…

 

Een paar krachtige vrouwen uit Thyolo runt dit project. Op vrijwillige basis, wel te verstaan. Ze houden het welzijn en de gezondheid van de kinderen in de gaten. Zorgen voor onderwijs en dagelijks voedsel. Eén van deze ‘moeders’ komt aanlopen met een autoband. Ze legt die vóór de kinderen op de grond. ’n Beetje vreemd. Wat moet daar nu mee gebeuren? Een andere ‘moeder’ komt aanlopen met een meisje op haar arm. Ze zet haar pontificaal in de autoband. Aha, de autoband is een aangepaste stoel! Het meisje is behoorlijk spastisch en kan in de autoband goed recht zitten en niet omvallen. Een praktische oplossing, maar wel één die geen schoonheidsprijs verdient. Maar ach, dat valt in het niet bij de liefdevolle behandeling die het meisje krijgt van de ‘moeder’.  Die ziet dat ze ondertussen de aandacht heeft en telt hardop in het Chichewa. Het meisje steekt precies het juiste aantal vingers op. Na de tien verschijnt er een brede lach op haar snuitje. Je eigen gedachten gaan ondertussen verder. Hoe zal het leven van dit meiske eruit zien? Kan ze later ook onderhouden worden in haar dorpje?

 

Als je al die kindertjes op je in laat werken, bekruipt je een verdrietig gevoel. Blijven zij ook in die armoedespiraal hangen? Hoe kunnen we ze het best helpen? Ik denk opeens aan de mooie gehaakte deken van Marrie. Meelevend als ze is, stopte ze die ons toe, voordat we weggingen uit Nederland.  In mijn beste Engels vraag ik de matron van dit project welk kind de deken het meest nodig heeft. Met grote stappen beent ze tussen de kleutertjes door. Voor het gehandicapte meisje blijft ze staan. ‘Zij, zij, heeft het echt nodig!’. Het meisje strijkt met haar handje over de deken en kijkt verrukt op! Praten kan ze niet, maar haar ogen spreken boekdelen.

 

Ondertussen blijft de vraag maar opspelen: wat kunnen we voor deze hummeltjes doen? Alles wat we doen is te kort en te weinig. Ik haal m’n Chichewa kinderbijbel tevoorschijn. In no time heb ik op elke knie een peuter en er nog een stuk of 12 om me heen. Een grote jongen schuift naast me. We beginnen bij Bethlehem. De jongen leest voor, de kinderen luisteren ademloos. En ik? Een woordeloze zucht stijgt op uit mijn hart. Alles is te kort en te weinig. Maar misschien deze eenvoudige woorden...?

 

Marita Oostdijk